De opera in Parijs staat in de steigers. Of toch een deel ervan. Je kan moeilijk in en uit, maar men heeft een smalle doorgang voorzien. Met bewaking. Terreurdreiging ,weet je wel. Je moet heel wat trappen op om die mooie, rode, wat afgeschilferde deur van de opera te aanschouwen. Een inspanning om iets moois te bereiken. Qui ne tente rien n’a rien. Gewone trappen vallen qua inspanning nog wel mee. Al krijg ik het ook al bijzonder lastig als er ruimte tussen de treden zit. De gedachte dat je op die manier, door die gleuven, naar beneden kan kijken, doet mij zweten. Helemaal onzinnig wordt het bij roltrappen. Naar boven durf ik in mijn meest moedige dagen. Afdalen doe ik niet. Nooit. Onder geen beding. Ik kom nogal vaak in stations en daar heb je natuurlijk van die tuigen. Steevast sleur ik tassen of valiezen naar een lift, die zich meestal meters en meters verder op een niet-verlichte plaats bevindt. Met wat malchance is het een glazen lift. Dan hou ik mij vast aan de reling en concentreer ik mij op mijn tot nu toe veel te korte leven. Mijn maag draait in mijn keel. Jawel, ik heb hoogtevrees.
Als kind ging ik vaak met mijn moeder naar de stad. Op maandag. Ik had last van allergieën, een constant lopende neus, een niet te stoppen niesdrang en veel snot. Een overjaarse dokter had die dag spreekuur in het hospitaal. Iedere keer kregen we wel een ander wondermiddel. Niets hielp. Aan die uitstapjes was ook iets aangenaams verbonden. De Innovation bestond nog in de stad en de grote markt had een Grand Bazar. Winkels met een riante speelgoedafdeling. En ja, ik kreeg al eens een pop. Heerlijk was ook de lunch. We aten samen in een plaatselijk restaurantje. Tomates crevettes – altijd. Ik hou nog steeds enorm van garnalen. Eén nadeel: een bezoek aan de stad betekende een wandeling over de brug. De brug over de Leie. Ik hield de hand van mijn moeder stevig vast, kneep er eigenlijk in, liep aan de buitenkant van het voetpad en stapte zonder ook maar naar het water te kijken, zo vlug ik kon. Naar alle waarschijnlijkheid ademde ik zelfs niet meer. Ik kan mij de koude, dat akelige gevoel dat de groene reling aan de brug mij gaf, nog perfect voor de geest halen.
Bon, in Paris-Nord zijn de roltrappen lang en hoog. Veel te lang en angstig hoog eigenlijk. Naar boven lukt mits het advies van mijn zoon: ‘je moet naar de trap kijken mama’. Ik ben duizelig als ik bovenkom. Veel en heel veel roltrappen later bereiken we eindelijk het juiste spoor.
In een schriftje schrijf ik mijn projecten voor 2016. Afdalen met de roltrap staat er weer niet bij, geen angst hebben voor mogelijke terreurdaden wel.