Er zijn zo van die dagen dat een ondraaglijke tristesse mij overvalt. Zonder aanleiding. Terwijl ik buiten in een ligstoel kijk naar mijn bruine benen overheerst plots een gevoel van onbeholpen verdriet. Beelden van de begrafenis van mijn moeder schieten als roekeloze pijlen door mijn hoofd. De druk die ik toen, meer dan zes jaar geleden, in mijn keel voelde aan de ingang van de kerk bij het groeten van de bezoekers, word ik nu nog steeds gewaar. Ik leer dat dit een stresskeel heet.
De zon schijnt en ik hou van de zon. Toch kan dit mooie weer niet beletten dat ik op een middag in die fraaie rode ligstoel mijn tranen verpink. Verdriet doet zeer, heimwee evenzeer. Een mindag waar je amper of helemaal geen genoegen neemt met jezelf. Nochtans zijn er genoeg zaken om vrolijk van te worden: het weer – dat zei ik al, een naderend vertrek naar Tolo, een lieve zoon die mij aan het lachen brengt, een artikel waar ik blij mee ben, een opdracht waar ik nog blijer van word. Maar waar mijn humeur en zelfvertrouwen een mega-boost van krijgt, is die nieuwe rok. Jawel, een rok. Voor de spiegel sta ik te paraderen als een domme kip. Een kip die lacht en denkt: het valt allemaal nogal mee. Alles komt goed. Alles komt altijd goed.