Ik weet niet meer wanneer het precies begon. Ergens op een dag na het overlijden van mijn moeder. Daarvoor was ik ook al geen sociaal dier, echt niet. Ik onderhield wel contacten, kwam al eens ergens, praatte met mensen. Ik sprak met hen af, zag hen terug. Het leek van ver op een sociaal leven, maar de rouw ontnam mij dat restje sociabiliteit. Verdriet isoleert, verdriet is geen bondgenoot, geen partner. Verdriet verslindt. Op die manier creëerde ik een soortement van cocon waar ik mijn zoon en zus in toe laat en mijzelf ook aan hen toelaat. Verder gaapt een grote afstand. Een afstand, een schuwte die ik koester.
Buiten de cocon heb ik drie vrienden: een meisje, een man en de hond van mijn zus. Het meisje zie ik quasi nooit. We sturen elkaar kaartjes, berichtjes en via sociale media tref ik al eens een foto van haar kinderen. Ik leef met het besef dat we welkom zijn bij elkaar en ook op elkaar kunnen rekenen. Ze was – hoogzwanger – aanwezig op de begrafenis van mijn moeder en verwierf daarmee levenslang krediet. Ze ligt mij na aan het hart.
De man kwam niet naar de begrafenis van mijn moeder, maar bouwde op een andere manier krediet op. We zien elkaar zelden. We sturen berichtjes, kaartjes. Ik vraag zijn advies, laat hem iets lezen. Hij belt soms. We spreken regelmatig af, maar zeggen op het laatst steeds af. Ik vaker dan hij. Ik zie hem zelden. Ik denk wel aan hem, ik kan hem goed hebben. Op afstand. Is hij de liefde van mijn leven? Nee, hij eet geen kaas en leest te weinig. Zijn hart is ook niet zo groot dat hij mijn liefde voor Patrick Bruel deelt. Maar hij is de man die ik verdraag. Hij heeft zelf geen cocon, eerder een grote verzameling – allemaal met afstand. Hij is minstens even schuw als ik en daardoor zijn we wat tot elkaar veroordeeld.
En dan is er de hond van mijn zus. Ik hou niet van honden. Ik vind ze vies, plakkerig. Ze produceren een soort van gehijg dat mij misselijk maakt, hun haren en vooral hun haaruitval degouteert mij. Toch is de hond van mijn zus mijn vriend. Ik zie hem zelden. Praten doet hij niet. Hij maakt mijn zus gelukkig en hij is verlekkerd op mijn gebak. Soms is dat genoeg.
Mijn vriendenkring – ik weet niet of je een kring maakt met drie – is jawel, speciaal. Zielig? Misschien eerder pathetisch en door mij gecultiveerd. De vriendschappen spelen zich af in mijn hoofd, zoals quasi mijn hele leven opflakkert in mijn hoofd en in Frankrijk. Dus schrijf ik. Om mijn hoofd te luchten en de schuwte wat ruimte te geven.